Wij gaan naar de akte van 31 augustus 1792.
Alle leden zijn present.De presiderende ouderling Pieter van Cleef heeft de broederen bericht dat, hij nog geen schriftelijke verantwoording van dhr. Arij Hagenaar heeft ontvangen,en dat men derhalve nu moet komen ter afdoening der zaaken tussen de predikant en Hagenaar,en dat hij vertrouwde dat de stukken van bezwaar tegen deze laatste bij den kerkenraad ingebraght,van alle de leden behoorlijk onderzoght zijn,en dat ze zig nu ook ten volle in staat bevinden,om daar over te oordelen.
Alle broeders geven hun ja woord daarop. Dogh gaven tegelijk hun hartelijke leedwezen te kennen dat, dit geschil op geene vriendelijke wijze konde bemiddeld worden.Waarop de predikant geproponeerd heeft,of ze ook nogmaals zulks wilden beproeven?. Dogh men was algemeen van begrip dat, dit weer vruchteloos zoude zijn . Of de dominee moest kunnen besluiten ,om even zo ver te komen als Hagenaar kwam,om de gehele zaak aan de vergetelheijd over te geven,welke de artikelen waren door hem zelve voorgeslagen.
Maar zulks is bij den predikant als strijdig met zijn eer en goede naam,en met het getuigenis van zijn geweten.Hij heeft geen bewustheijd iets miszegd te hebben van Arij Hagenaar,terwijl hij zig door hem hoogst beledigd acht,gelijk uit de stukken blijkt.
En zo is na rijp beraad over dezelve,bij den kerkenraad waakende tegen alle ergernissen,dit vonnis uitgebracht. : Dat, Arij Hagenaar den dominee beschuldigd hebbende van onreght, zuinigheijd in de leere van Gods woord,als niet predikende over eenkomstig het formulier des H, Avondmaals- van ontrouwigheijd in zijn dienst,als mensen ongewaarschouwd laatende ,daar hij dezelve waarschouwen moest,en van ergerlijk gedrag,als een oogmerk schijnende te hebben in zijn behandeling van Pieter v.d. Tak,om onrust en twisting in de gemeente te verwekken,ja, ook zijne verkiezing alleen bepalende tot uitwendig burgerlijke mensen,terwijl hij zig aan een verkeer met vrome mensen onttrekt, blijkens de stukken van bezwaar van 2 en 9 januari 1791 en van 5 januari 1792
Bij deze vergadering tegen hen ingebraght.En door de toenmaligekerkenraadsleden eigenhandig ondertekend.Waarbij komt zijne ongeschikte en beledigende bejegening den predikant met ditzelven ouderlingGoozen van Eck, in de huisbezoeken voor Paasen deezes jaars in de tegenwoordigheijd van zijne meid aangedaan. Dat Arij Hagenaar uit aanmerking van dit alles,daar hij nu onder het een en ander ,onder het voorwendzel weigeragtig is gebleven,om zig wegens hoogstaande beschuldigingen voor deze vergadering te verantwoorden,schoon hem daartoe een tijd van 13 weken is verleend.
Waartoe de kerkenraad in het geheel verplichting vind,als zijnde van de aanwezigheijd dier beschuldigingen, uit de genoemde stukken.De kerkenraad is ten volle overtuigd van de overmate goedheijd, maar alles is tevergeefs geweest. Arij Hagenaar wordt uit dit een en ander gehouden voor een ergerlijk lidmaat, die de eer en goede naam van zijn naasten,en dat wel van zijne predikant, wien men een dubbele eer en achting schuldig is, door leugen en lasteringen heeft bevlekt.En hem moet het gebruik van het H.Avondmaal ontzegd worden,om tereinde Gods verbond niet ontheijligd worden,en Zijne toorn over de gemeente verwekt worde.
Terwijl deze vergadering hartelijk wenst ,dat hij,door het geven van behoorlijke voldoening aan onze predikant,en ook aan de kerkenraad,als mede door een allesinds stichtelijk gedrag,kennelijk maake,dat hij over zijnde wangedrag oprecht berouw heeft en, door Gods genade zig in het vervolg daarvan zoekt te wagten,opdat deze Christelijke dicipline zig te verblijden.Voorts is besloten, dat deze censure nog heden avond aan Arij Hagenaar ,die wederom geweigerd heeft om voor deeze vergadering te compasseren,schoon gisteren door de kerkenraad kennis zij gegeven,door de presiderende ouderling Pieter van Cleef en Gooze van Ek.
Daarna wordt deze roerige vergadering met den gebeden besloten. Een volgende keer gaan wij naar de vergadering van 13 september 1792.En ook daar maken wij kennis met de moeilijkheden van dit gemeente lid.
Daan Overduin..