Gisterenavond waren er zo’n 45 mensen aanwezig op de V&T-avond over de ontwikkeling van de kerkmuziek en Luther.
Na een inleiding van ds. Holtslag die kort Luthers leven doornam en toespitste op het lied: dat hij opgegroeid was met het latijns zingen voorafgaand, tijdens en afsluitende de dag.
Dat hij de volkszang wilde zodat de leken mee deden in dienst, naast de cantorij, de voorzanger, het koor en de diverse instrumenten.
Doel van het zingen was vooral het verspreiden van het evangelie. Dat zien we ook terug in zijn vertalingen: steeds verwijzingen naar Jezus en de Bijbel.
1000 voor Christus: Hebreeuws
Vervolgens kwam Hanna Rijken aan het woord en begon met zingen van de 3000-jaar-oude psalmen, in het Hebreeuws. Dit ging met een voorzanger en nazang door de gemeente. We zongen op de manier die Jezus zelf ook heeft gezongen.
700 na Christus: Gregoriaans
Vervolgens maken we een sprong naar het jaar 700 waarin de eerste muzieknotatie voor komt. Uiteraard in het latijn, zongen wij Hebdomada Tertia Paschae (de derde paaszondag). Dit werd destijds gezongen door de voorzanger of het knapenkoor. Luther zou ook zo deze gezangen gezongen kunnen hebben.
1500 na Christus: Calvijn
Rond 1500 maakt Luther zijn vertaling van de Psalmen en schrijft gezangen.
Hij maakt gebruik van orgel, koor en instrumenten en gebruikt muzieknotatie als hierboven.
Dit alles redelijk eenvoudig met lange noten. Het ritme is gelijk aan de hartslag van een gemiddelde man, na de middagmaaltijd: nog best aardig op tempo.
Vervolgens naar Calvijn, die enkel gemeentezang wilde. Zonder begeleiding.
De berijming van Datheen was echter ritmisch erg moeizaam te zingen, zonder begeleiding van orgel of instrumenten.
En ook nog eens extra moeilijk vanwege de vertaling per aantal lettergrepen vanuit het Frans. Sommige psalmen zijn daardoor moeilijk.
Omdat er geen begeleiding van een orgel was, was er wel een voorzanger. Die zong dan net iets vooruit.
Dit was moeilijk te zingen. Met elkaar oefenden we Psalm 42 in het Datheen.
1773: Datheen en Oude Berijming
Vandaar dat er een nieuwe berijming nodig was: die van 1773: deze kende alleen hele noten en was dus veel gemakkelijker te zingen.
Tegenwoordig bekend als ‘de Oude Berijming’. Met elkaar zongen we wederom Psalm 42, maar dan in de Oude Berijming.
Vanaf 1970
Vanaf 1970 komende Engelse liederen veel meer in zwang: men hangt aan de hymnen en meeslepende melodieën, zoals bij het lied hierboven.
Taizé-liederen komen op, met aan de andere kant de Opwekkings-soort.
Taizé hangt veel meer naar het oudere, gregoriaans gezang terwijl Opwekking meer terug gaat naar Luther: vol inhoud, veel herhaling en met diverse instrumenten.
Ook zingen we een liedsoort wat nieuw was rond 1970: liederen speciaal voor kinderen.
We zongen Elly en Rickert “Zie de zon, zie de zee”.
Rond 22:00 sloten we af met Psalm 130 uit de Psalmen van Nu, waarin het tekst en muziek weer meer samen gaan dan bij Calvijn en Datheen het geval was.
Voor de volledige liturgie van het stuk van Hanna Rijken verwijs ik u naar de liturgie.