Wij zullen het verslag uit 1792 weer vervolgen. Deze acte is van de vergadering van 23 augustus 1792.Het volgende staat te lezen.
In deeze vergadering compareren ook alle de leden, wordende dezelve met het gebed begonnen.
De reden waarom deeze vergadering belegd was, werd, ons door den predikant te kennen gegeven,deeze te zijn: Dat Arij Hagenaar( soms met 2 a,en soms met 1 a)voor twee dagen bij hem geweest is,doende een vermelding dat de tijd van de hem gestelde acht weken,ter zijner verantwoording heden eindigende zoude.

Dog dat hij ter oorzake van zijn drukke bezigheden,verzoght om,hem nog drie weken daarbij wilde geven.Zeggende wijders dat, als hij klaar is,hij zulks wel aan de kerkenraad zeggen zoude. Ook werd door de predikant aan de vergadering beright ,dat hij ,om alle misduidingen te voorkomen,en de meest mogelijke voorzichtigheijd te gebruiken, Hagenaar zelve voor deeze vergadering had doen citeeren,wanneer de broederschap uit zijn eigen mond, zijne begeerte vernemen konde, maar, dat hij wederom had doen boodschappen,dat hij onmogelijkkonde kompareren, verzoekende vriendelijk te mogen hebben drie weken uitstel.
Over deze zaak werd er door het broederschap gesproken.Men vind het billijk om de gevoelens van de predikant over dit voorstel te horen.Of zijne eerwaarde daarop ook enige gegronde aanmerkingen hebben mogt. Zulks geschied zijnde,zoo heeft de dominee verklaard ,te wensen dat, het verschil met deze man,hoe eerder ,hoe liever mogt kunnen beslegt worden.
En dat Hagenaar na reeds ter zijner verantwoording gehad had de tijd van 12 weken,welke tijd,hem voorkomt ruim genoeg te wezen.Om de 8 weken zeer wel te vreden geweest is,zoo als de broederschap weet dat, welligt het geheele verzoek om uitstel,nergens anders toe zal dienen dan, om de zaak op de lange baan te schuiven,waartoe dat bijgevoegde niet weinig vermoeden geeft,dat als hij klaar was,hij zulks wel aan de kerkenraad zeggen zoude,gelijk mede zijn praktijk in voorige gevallen,waar de predikant alleen tot een voorbeeld bijbragt.
En aan zijne mede kerkeraads leden op 9 januari 1791 uitdrukkelijk gedaane belofte,wanneer deeze bij hem instemden, om met mij te spreken over,de tegen mij bij hem geopperde bezwaren,dat hij Haagenaar naamlijk,zulks bij de eerste occasie en bij alle occasies zoude doen,op welke belofte deeze broeders zig verlatende,nu stil gezeten hebben,dog waartoe op heden nog niet voldaan is.
Ongeacht dit een en ander verklaarde de predikant er niet tegen te hebben,dat de kerkenraad uit een overmate goedheid ,Arij Hagenaar wederom in zo verre ter wille te zijn,dat ze dan de tijd ,tot zijne verantwoording nog verlenge. Pieter van Cleef brengt het voorstel in omvrage,men besluit nog weer 8 dagen hem de tijd te geven,om zig schriftelijk te verantwoorden.Nog heden avond moet de kerkenraads bode aan Hagenaar bericht doen van dit voorstel. Met dankzegging wordt deze vergadering besloten.
Maar men is nog niet van deze man af, lees u maar.
In de acte van 26 augustus deed de predikant aan de leden der kerkenraad weten,dat hij berigt van Hagenaar heeft ontvangen,waarin Hagenaar bij zijn besluit bleef om een copy van alles te willen ontvangen. En dat de kerkenraad maar eens moest bewijzen dat, hij een zegel moet betalen. Over deze zaak is al hermaalde keren met hem gesproken. Een zegel kost 6 stuivers. En in alle gevallen moet er voor het schrijven van een copy betaald worden.
Een volgende keer lezen wij hoe het verder met deze zaak zal gaan .
Daan Overduin.